Michiel C de Jong, mei 2021

Dit artikel gaat over de Nederlandse sinterklaastraditie en de rol die de komediant van de sinterklaaskermis daarin al eeuwen speelt. De kleding en het grappige gedrag van deze komediant is nog altijd herkenbaar in de huidige Zwarte Piet.Omdat dit twee zeer uitgesproken kenmerken zijn, is de komediant misschien wel de belangrijkste voorloper van Zwarte Piet.

Historische bronnen geven een beeld van een zeer kleurrijke en feestelijke sinterklaastraditie. Met name de sinterklaaskermis blijkt een groots evenement te zijn geweest. Hoewel deze kermis gedurende de negentiende eeuw geleidelijk is opgehouden te bestaan, leven diverse aspecten ervan nog altijd voort. De sinterklaastraditie is niet begonnen met het boekje van Jan Schenkman in 1850, maar speelde lang daarvóór al een grote rol in de Nederlandse volkscultuur.

De sinterklaaskermis

De kermis is ontstaan als kerkmis, een speciale mis ter gelegenheid van de inwijdingsdag van de kerk. Door de lokale jaarmarkt te combineren met deze speciale mis, trekt men maximaal publiek voor zowel de mis als de markt. Elk zichzelf serieus nemend dorp of stad met een kerk heeft daarom wel een kermis.

De sinterklaaskermis is de term voor een uitgebreide sinterklaasmarkt. Deze markt werd gehouden op zes december, de naamdag van Sinterklaas. De sinterklaasmarkt werd in veel steden en dorpen in Nederland en daarbuiten gehouden. De uitgebreidere kermis vond alleen plaats in bepaalde steden en kon ook langer, bijvoorbeeld een week, duren.

In Duitsland is het sinterklaasfeest onder invloed van Luther verhuisd naar kerst. De Duitse kerstmarkt, die ook weer naar Nederland is overgewaaid, is een voortzetting van de vroegere sinterklaasmarkt.

In steden als Amsterdam en Den Bosch werden vanaf de zeventiende tot en met de negentiende eeuw roemruchte sinterklaaskermissen gehouden. Er was van alles te koop en te zien. Kinderen kregen op zes december meestal vrij van school en konden lekkers kopen of krijgen op de kermis. Daarnaast was de sinterklaaskermis in de praktijk ook een huwelijksmarkt. Jongeren konden elkaar ontmoeten en elkaar sinterklaaskoeken geven. De betekenis van deze koeken, vrijers of vrijsters genoemd, was om op een makkelijke manier verkering te vragen.

Het erotische aspect van het sinterklaasfeest blijkt ook uit een schandaal in 1640 wanneer op de dag vóór Sinterklaas een schunnig boekje in de Amsterdamse boekhandels verschijnt.1 Het boekje bevat een gedicht waarin diverse prominente Amsterdammers van seksuele uitspattingen worden beticht. Sinterklaas zelf, de ik-persoon in het verhaal, heeft door de schoorsteen alles gezien.

Het Sinterklaasfeest in de zeventiende eeuw is dus zeker niet alleen bedoeld voor kinderen. Op de avond vóór de officiële feestdag van zes december, verzamelen de jongvolwassenen zich in de kroegen. Zij komen daar drinken, zingen en lol maken. Ouderen drinken brandewijn met suiker. De toepasselijke naam voor deze sinterklaasdrank is bisschopswijn.

De sinterklaaskermis is in Amsterdam tot 1835 jaarlijks gehouden en in Den Bosch tot 1875. Diverse andere plaatsen in Nederland hadden nog tot in de twintigste eeuw een sinterklaasmarkt. De sinterklaaskermis werd opgeluisterd door rondtrekkende toneelgroepen, kwakzalvers, potsenmakers en muzikanten die publiek nodig hebben voor hun voorstellingen.

De komediant

In de zeventiende eeuw zijn de rondreizende komedianten en muzikanten veelvuldig door schilders als Jan Steen, Frans Hals en anderen in beeld gebracht. Een voorbeeld is een portret door Gerard van Honthorst uit 1623 (Figuur 1). Hij laat een leeg glaasje zien en een viool. Hij draagt een wambuis en een baret met veer. Deze muzikant ziet eruit als een theaterfiguur.

“De speler lijkt zo uit het doek te stappen. Dit effect bereikt Honthorst door het zo natuurgetrouw weergeven van de speler. Hij is niet mooier gemaakt dan in werkelijkheid. We kunnen dan ook aannemen dat de kleding eruitzag zoals in dit schilderij.”2

figuur1: G. van Honthorst, de vrolijke speelman, 1623, Rijksmuseum

Deze speelman is te herkennen als een Pekelharing, een type komediant die in de zeventiende eeuw erg populair is. Vanaf de zeventiende tot en met de negentiende eeuw is in Nederland een toneelgenre populair dat indertijd bekend stond als Italiaans toneel en dat we tegenwoordig commedia dell’Arte noemen. Het genre kenmerkt zich onder andere door het gebruik van vaste karakters als Harlekijn, Pulcinella, Scaramouche en Pierrot. De in de zeventiende eeuw populaire Pekelharing is in de achttiende eeuw verdrongen door de Harlekijn.

Er zijn verschillende redenen om een verband te vermoeden tussen de komedianten en de Nederlandse sinterklaastraditie. Zo is op een schilderij van Matthijs Naiveu uit 1703 een sinterklaaskermis afgebeeld met op de voorgrond drie komedianten, waarvan er één precies de kleding draagt van de huidige Zwarte Piet.3 In 1717 vertelt Jan van Gysen over een sinterklaasfeest in Amsterdam waarin een Harlekijn de rol van Sinterklaas overneemt.4 Deze Harlekijn noemt hij “de Amstels Sinte Klaas”. In Dordrecht wordt nog altijd sinterklaaskoek gebakken, die daar Scharmoes wordt genoemd.5 Scharmoes is een bekende verbastering van Scaramouche.

De rol van komedianten in de sinterklaastraditie beperkt zich niet tot het Nederlandse cultuurgebied. Het beroemde verhaal van de Notenkraker, waarvan het ballet elk jaar met kerst wordt uitgevoerd, is eigenlijk een sinterklaasverhaal.6 In dat verhaal spelen komedianten een rol als vazallen van de notenkraker. De notenkraker zelf is gerelateerd aan de figuur van oom Drosselmeier, een soort Sinterklaas.

Links figuur 2: J. Schenkman, Sint Nicolaas en zijn knecht, G. Th. Bom, 1850
Rechts figuur 3: Pierrot en Arlequin, J Vlieger, 1872

Nog interessanter wordt het als we het oeuvre van Jan Schenkman analyseren. Hij blijkt, naast Sinterklaas, bijzonder geïnteresseerd in volkscultuur als de kermis, het circus en de commedia dell’Arte. In zijn eerste boekje uit 1850 heeft Zwarte Piet andere kleding dan in de latere uitgaven (figuur 2). Deze kleding blijkt opvallend goed overeen te komen met de kleding van de komediant Pierrot uit een ander boekje van de uitgever van Jan Schenkman (figuur 3).7

Wat heeft Pierrot met Zwarte Piet te maken? Pierrot is wit, heeft witte kleding en een wit mutsje. In die tijd kwam echter ook zwarte Pierrot voor. Hij heeft of (half) zwarte kleding of een zwart gezicht. In Nederland werd Pierrot ook wel Piet of Pieter genoemd. De verbastering van Zwarte Pierrot naar Zwarte Piet ligt voor de hand. Bovendien werd de knecht van
Sinterklaas in 1850 niet Zwarte Piet, maar Pieter me knecht genoemd. Beide namen zijn verklaarbaar met Pierrot als bron.

Godsdienstvrijheid en het verband met Prins Carnaval

De eerste helft van de negentiende eeuw kenmerkt zich door grote veranderingen in het politieke bestel. De oude Republiek der zeven verenigde Nederlanden houdt op te bestaan. Deze wordt opgevolgd door de Bataafse republiek, door Franse overheersing en vervolgens door een koninkrijk dat in 1848 een nieuwe grondwet krijgt. Deze ontwikkelingen
hebben grote invloed op onder andere de godsdienstvrijheid in Nederland. Ineens mogen katholieke feesten als carnaval weer gevierd worden en mag Sinterklaas weer als bisschop in het openbaar verschijnen.

De uitbreiding van godsdienstvrijheid beperkt zich niet tot Nederland. Ook in Keulen mogen katholieken zich weer manifesteren en hier ontwikkelt zich een type carnaval geïnspireerd op de tradities in Venetië en Rome. Carnaval is een feest waarin de maatschappelijke orde wordt omgedraaid. Prins Carnaval neemt de macht over. Hij is de narrenkoning, de aanvoerder van de komedianten. In Keulen mag de narrenkoning geen koning genoemd worden. Er is immers maar
één koning, die in Berlijn. Daarom wordt hij in eerste instantie Held Carnaval genoemd en later Prins Carnaval.

Nederlandse steden als Maastricht, Venlo en Den Bosch volgen het Keulse voorbeeld. Ook zij krijgen een Prins Carnaval. Deze ziet er anders uit dan in Keulen. In Nederland lijkt hij sterk op Zwarte Piet (figuur 4-7). Dit is niet verwonderlijk. Beide figuren hebben dezelfde komedianten als voorouders. Bronnen bevestigen dat beide tradities elkaar tot in de twintigste eeuw hebben beïnvloed. Zo was Sinterklaas weleens aanwezig tijdens het carnaval en droeg Prins Carnaval soms een zwart masker en kwam hij per stoomboot aan.

Links, figuur 4:Vroegste foto van een Nederlandse Prins Carnaval. Prins Jocus in Venlo, 1878, Venloosverleden.nl

Rechts, figuur5: Schenkman, Sint Nikolaas en zijn knecht, J Vlieger, 1875

Links, figuur 6:Prins Carnaval in Den Bosch, 1927, reproductie: Gérard van Kessel, Oetelpedia.nl

Rechts, figuur 7: Detail van klassefoto met Zwarte Piet, 1933, Archief Amsterdam Bestand ANWR0067000001

In 1850 brengt Schenkman zijn boekje uit waarin Sinterklaas als bisschop wordt weergegeven. Dat is twee jaar na de invoering van de nieuwe grondwet en de verruiming van godsdienstvrijheid. De verandering in het uiterlijk van de openbare sinterklaasviering zat in de lucht. De rol van Schenkman is kleiner dan gedacht. Als hij het boekje niet had geschreven, had iemand anders het wel gedaan.

Het vervolg van de Sinterklaaskermis

Gedurende de negentiende eeuw is de sinterklaaskermis op het marktplein langzaam verdwenen. Het heeft plaats gemaakt voor sinterklaasvieringen in feestzalen en scholen. Deze feesten hebben tot laat in de twintigste eeuw nog elementen van de vroegere sinterklaaskermis. Onderdelen zijn: toneel, pantomime, poppenkast, tombola, goochelaar,
schimmenspel etc. Dit was daarvóór ook allemaal te zien op de sinterklaaskermis. In de twintigste eeuw wordt er cinema en het sinterklaascabaret aan toegevoegd. Deze onderdelen van het programma zijn allemaal ter voorbereiding van het hoogtepunt van de avond, de komst van de Sint zelf, meestal begeleid door een of meerdere Zwarte Pieten.

Binnen de scholen wordt het sinterklaasfeest aangepast aan de verschillende leeftijdsgroepen. De jongere kinderen kijken naar een poppenkastvoorstelling en krijgen cadeautjes. De oudere kinderen maken cabaret of geven elkaar surprises.

Na de oorlog heeft de komst van de televisie veel invloed. In 1948 en 1950 is Sinterklaas al te zien op de experimentele televisie in Eindhoven. Vanaf 1951 zendt de NTS de intocht van Sinterklaas elk jaar live uit. De intocht van Sinterklaas wordt in de jaren vijftig “de grootste show van Nederland” genoemd en via Eurovisie ook in het buitenland uitgezonden.8 Dit succes van de TV-intocht in november contrasteert met de televisie-avond op vijf december. De NTS brengt dan het traditionele sinterklaascabaret, maar bijna niemand kijkt omdat iedereen thuis rond de zak cadeautjes zit uit te pakken.

Diverse cabaretiers, als Van Kooten en De Bie, hebben naam gemaakt met sinterklaascabaret op school. Ook Wim Kan was een van de mensen die uitblonk in sinterklaascabaret. Nooit is opgehelderd waar Wim Kan zijn oudejaarsconference vandaan had. Het terugkijken op het oude jaar en het op de korrel nemen van prominenten is echter precies wat er in sinterklaascabaret altijd gebeurde. Waar anderen probeerden dit genre op vijf december voort te zetten, verhuisde Wim Kan met veel succes naar de oudejaarsavond.

De gildeknecht

Ook de specifieke rol van knecht is afkomstig van bestaande gebruiken. Tot rond 1800 bestaat in Noordwest Europa het gildestelsel. De gilden spelen vanaf de middeleeuwen een hoofdrol in de economische en sociale structuur van Noord-Europese steden. Elk gilde heeft een schutspatroon die meestal specifiek gelieerd is aan het ambacht van het gilde. Sint Nicolaas is meestal de schutspatroon van het kramersgilde, de winkeliers. Vaak het grootste gilde van de stad.

Gilden beschikken over een gildeknecht. Dit is een functie die je zou kunnen kenschetsen als de secretaris van het bestuur. Als een gilde groot genoeg is, heeft het een gildehuis. Dat is de residentie van de gildeknecht. Op hoogtijdagen, wanneer de gilden zich in processies door de stad presenteren, loopt de gildeknecht voorop. Hij is mooi gekleed en draagt een roede, een specifiek bij de rol van gildeknecht behorend attribuut. De overeenkomst tussen de gildeknecht van het Sint Nicolaasgilde en de knecht van Sinterklaas is onmiskenbaar.

Zwarte Piet

De kleurige kleding en de volkse grappen en grollen zijn al eeuwenlang, in ieder geval vanaf de zeventiende eeuw, onderdeel van de Nederlandse sinterklaastraditie. Het Sint Nicolaasgilde met zijn gildeknecht bestaat al sinds de middeleeuwen. Het zwarte gezicht en de rol van boeman zijn ook al eeuwenlang aanwezig in de vorm van schrikfiguren.

Halverwege de negentiende eeuw vindt er een verandering plaats als gevolg van de uitbreiding van de godsdienstvrijheid. Sinterklaas krijgt weer zijn oorspronkelijke rol van bisschop. Omdat een beschermheilige niet tegelijk schrikfiguur kan zijn, ontstaat er behoefte aan een ander personage om die rol te vertolken. Deze wordt toebedeeld aan de komediant, die eerder ook weleens voor Sinterklaas heeft gespeeld. De komediant wordt nu dus naast grappenmaker ook schrikfiguur en hij krijgt een vaste functie als knecht van Sinterklaas. Het volgen van de bronnen levert een logische verklaring op voor het personage Zwarte Piet.

Een bron uit het Rijksmuseum bevestigt dat Zwarte Piet inderdaad een samengesteld figuur is.9 Het gaat om een ganzenbord-spel uit 1890 met Sinterklaas als thema. In het ganzenbord zijn drie verschillende rollen van Zwarte Piet verbeeld. De knecht in zijn kleurige pakje en de man met de roe zijn blanke figuren. De schrikfiguur die kinderen in de zak doet heeft een zwart gezicht. Buiten het speelveld staat de Zwarte Piet in zijn geheel afgebeeld zoals we hem kennen als combinatie van de drie.

Wetenschappelijke consequenties

De komediant van de sinterklaaskermis geeft een duidelijke en met bronnen onderbouwde verklaring voor de kleding en het gedrag van Zwarte Piet zoals die zich sinds halverwege de negentiende eeuw manifesteert. Deze aspecten van Zwarte Piet blijken afkomstig van bestaande figuren in de sinterklaastraditie. Ook de samenvoeging van de verschillende
elementen tot de enkele figuur van Zwarte Piet is bevestigd met een historische bron.

Dit heeft consequenties voor diverse wetenschappelijke theorieën over de oorsprong en betekenis van Zwarte Piet. Veel wetenschappers relateren hem aan trans-Atlantische slavernij. Voor deze theorie is nog nooit een robuuste bron gevonden.

Anderen denken dat Zwarte Piet een koloniale achtergrond heeft. Zij interpreteren het domme en grappige gedrag van Zwarte Piet als stereotypering van zwarte mensen. Dit gedrag zou in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw zijn ontstaan. Ook deze theorie komt door de ontdekking van de komediant op losse schroeven te staan. Het gedrag is terug te voeren op de personages in het volkstoneel dat veel verder terug gaat in de
tijd.

Het onderzoeksproject

Dit artikel behandelt een deel van een groter onderzoeksproject, waarin ook de betekenis van de schrikfiguur aan de orde komt. De schrikfiguur blijkt gerelateerd aan een type slavernij dat binnen de wetenschap wordt genegeerd of gebagatelliseerd en verdraaid. Dat is opvallend, omdat slavernijgeschiedenis momenteel binnen de wetenschap juist bijzonder veel belangstelling geniet.

Een ander aspect van het project is de vraag hoe het komt dat nog niemand de komediant als voorloper heeft geïdentificeerd. Gezien de hooglopende discussie over de oorsprong en betekenis van Zwarte Piet zou je verwachten dat alle mogelijke bronnen en interpretaties inmiddels langs zijn gelopen en onderzocht. Dat blijkt niet het geval. In plaats daarvan worden de nooit aangetoonde theorieën die zich baseren op kolonialisme en trans-Atlantische slavernij met grote stelligheid naar het grote publiek gecommuniceerd.

Deze controversiële rafelrandjes van de wetenschappelijke zoektocht naar Zwarte Piet zijn onlosmakelijk verbonden met de ontdekking en interpretatie van de komediant. Wetenschappers die gebruik willen maken van de informatie uit dit artikel worden verzocht te refereren naar het onderliggende onderzoek.

  1. Het boekje: St Nicolaes milde gaven, aen d’Amstelse jonckheyt, 1640, veroorzaakt een schandaal. Op sinterklaasdag, zes december 1640, worden de eerste verdachten gehoord. Uiteindelijk wordt M.G. Tengnagel gezien als schrijver en veroordeeld tot een boete van 100 gulden en 30 dagen huisarrest. Pas 300 jaar later is duidelijk geworden dat Tengnagel de schrijver helemaal niet is geweest. Het ging om een afrekening in het literaire circuit. ↩︎
  2. L. de Vries, Verhalen uit kamer, keuken, kroeg , AUP,1999 ↩︎
  3. M. Naiveu, Het Sint Nicolaasfeest, 1703, https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Bestand:Het_Sint-Nicolaasfeest,_door_Matthijs_Naiveu.jpg ↩︎
  4. J. van Gysen, Jan van Gysens maandaagse Amsterdamsche merkurius, J. van Egmond, 1717 ↩︎
  5. J. Bouman, Koekjes van Dordts deeg, AD 21-11-2017 en J. van Dalen, Geschiedenis van Dordrecht, Morks, 1931-1933 ↩︎
  6. Het oorspronkelijke verhaal: E.T.A. Hoffmann, Nussknacker und Mausekönig uit 1816 is in 1840 naar het Nederlands vertaald door J. van Lennep: Notenkraker en Muizenkoning. De vertaling volgt het oorspronkelijke verhaal bijna letterlijk.
    Het grote verschil is dat van Lennep het verhaal met Sinterklaas laat plaatsvinden terwijl het Duitse verhaal met kerst speelt. ↩︎
  7. Het boekje Pierrot en Arlequin (1872) is uitgegeven door J. Vlieger. De schrijver is onbekend. Jan Schenkman schreef in 1850 zijn eerste boekje voor G. Th. Bom. Later, na zijn dood in 1863, werden zijn boeken (her-)uitgegeven door J. Vlieger. ↩︎
  8. De grootste show van Nederland, Intocht van Sinterklaas te Amsterdam voor televisie, De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad, 20-11-1958 ↩︎
  9. Bordspel, druk: Amand, Rijksmuseum, https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/RP-P-OB-201.543. In vakje 6 van het spel is een blanke figuur te zien met komediantenkleding en een baret met veer. Er staat de tekst “de knecht” bij. In vakje 52 is een blanke man met een roe te zien. Hij lijkt een kind te slaan. De man draagt officieel aandoende kleding en zou als gildeknecht geïnterpreteerd kunnen worden. In vakje 58 is een schrikfiguur met donker gezicht getekend met een zak waarin hij twee kinderen in vervoert. De speler die op dit vakje terecht komt moet helemaal terug naar het begin van het spel. ↩︎